Portfolio

Barbara Schilling – Meine Berliner Kindheit. Een fragment.

Hoofdstuk 3

Telkens weer deden de sirenes, waarvan ik het doordringende gehuil mijn leven lang niet zou kunnen vergeten, me uit mijn slaap opschrikken. Die nacht tilde Inge me uit mijn bed en ze sleurde me haastig naar de deur. Ik wilde niet weggaan, ik voelde me zo ontzettend moe en de nachtlucht was ijskoud.


“Waar is mama?”, vroeg ik verwonderd.


“Ze is nog niet terug van tante Hertha. Kom snel”, riep Inge en ze klemde mijn koffertje met de weinige bezittingen onder haar arm. Het was stikdonker; de verduisteringsgordijnen lieten niet eens het maanlicht naar binnen. Met mijn kriebelige wollen jas over mijn nachthemd strompelde ik slaapdronken aan Inges hand over de binnenplaats en dan de steile, smalle trap naar de schuilkelder af. Maar plotseling stopte ik, mijn hart leek een slag stil te staan.


De mensen drongen verder, maar ik zette me vastberaden met alle kracht schrap tegen hun zware lichamen. “Amelie! Ik ben Amelie vergeten”, riep ik ontzet. Ze moest in mijn nog warme bed liggen.


Inge keek me ernstig aan. Ze vermoedde hoeveel ik van mijn pop Amelie, het laatste geschenk van mijn grootmoeder, hield. De mensen werden ongeduldig, duwden en schopten. “Het is te laat. Je kunt haar nu niet meer halen.” Ze trok me gedecideerd verder. Dat kon ik niet geloven, ik schreeuwde en trapte, en op een haar na was ik door de benen van een grote man ontkomen. Maar Inge pakte me in de laatste seconde bij mijn mouw. Ze greep me zo stevig beet dat haar vingernagel versplinterde, maar ze merkte het niet. Met een bleek gezicht droeg ze me de laatste treden af. De deur werd gesloten en opnieuw hoorde ik het diepe gebrom van de vliegtuigen, die als reusachtige bijen de hemel boven Berlijn doorkliefden.


We zaten op een harde houten bank naast angstige buren, bekende en onbekende gezichten. Anders had ik steevast met mijn moeder op deze plaats gezeten. In tegenstelling tot die vele andere voorbije nachten daalde de slaap niet genadig over me heen. Te duidelijk voelde ik de leegte in mijn armen, ik miste Amelie. In plaats daarvan zat ik stijf op mijn plaats en telde ik opnieuw en opnieuw de metselstenen van de grijze keldermuren. Langwerpige bakstenen, de ene na de andere, eindeloze rijen die opgingen in de duisternis. Ik beefde. De hand die Inge op mijn schouder had gelegd, bood slechts weinig troost. In een hoek meteen naast de steunbalk stond een accuradio die steeds weer afschuwelijk krakende geluiden maakte. De man op de radio kondigde een zware luchtaanval van de Amerikanen aan. Een kwartier later hoorden we doffe inslagen. Het plafond boven mijn hoofd leek te schudden. Maar dat was maar inbeelding, probeerde Inge me te troosten: die daarbuiten waren veel te ver weg. Maar dicht genoeg, veel te dicht, zei mijn hoofd, en ik maakte me heel klein aan Inges zijde.


Amelie, dacht ik steeds maar. Amelie! Wat als er iets met haar gebeurt? In mijn gedachten vielen zwarte bommen op ons huis. Ik zag voor me hoe Amelies lichaam door rondvliegende scherven uiteengereten werd en haar blonde haren walmend verbrandden. Ze zou niet eens bloeden, alleen haar vulling zou naar buiten stromen. Ik staarde met opengesperde ogen naar de tegenoverliggende muur, niet in staat me te bewegen.


Terug naar Portfolio.